A. Begrip
Het erfrecht bevat alle regels in verband met de gevolgen van het overlijden van een persoon wat betreft zijn goederen, zowel zaken, tegoeden als schulden. Het erfrecht heeft in de eerste plaats een maatschappelijke en economische functie. Het feit dat een persoon zijn eigendomsrecht aan iemand anders kan nalaten, staat borg voor een economisch verantwoorde exploitatie van de goederen. Men vermijdt dat een eigenaar, die weet dat zijn eigendomsrecht bij zijn dood zal vervallen, zijn eigendom kortzichtig en zonder enige planning op lange termijn zou exploiteren. In die zin heb je de mogelijkheid om, bijvoorbeeld via een testament, in zeer grote mate te bepalen wat met jouw goederen gedaan moet worden. In de tweede plaats is er echter ook de familiale grondslag. Erfrecht dient er ook voor te zorgen dat een aantal mensen (familieleden) niet onverzorgd achtergelaten worden. Het erfdeel verschaft dan ook aan erfgenamen een zekere levensstandaard en zorgt voor een vermogensvorming. Maar ook de staat komt nog om de hoek kijken, want die krijgt eigenlijk ook een deel van de nalatenschap via de erfbelasting of successierechten.
Erfopvolging is het overdragen van het vermogen van een erflater of decuius (diegene die overlijdt). Men zegt dat door de dood de nalatenschap “openvalt”. Er zijn twee wijzen van erfopvolging. Enerzijds is er de wettelijke regeling. Dit zijn de regels die de erfopvolging “bij versterf” bepalen, het intestaatserfrecht, wanneer iemand ab intestato sterft (zonder dat een testament of een andere beschikking werd opgesteld). Anderzijds is er de testamentaire erfopvolging. Deze gebeurt volgens de uiterste wilsbeschikking die de overledene in een testament (en/of huwelijksovereenkomst) heeft uitgedrukt. Een overledene mag echter niet (altijd) over zijn gehele vermogen bij testament beschikken. Bepaalde nauwe verwanten krijgen immers steeds een voorbehouden gedeelte, de reserve, waarvan zij niet kunnen worden onterfd. Die verwanten zijn dus reservataire erfenamen. Wat niet onder het reservatair erfdeel valt, is het beschikbaar deel.
De persoon die een erfenis (die zowel uit activa als passiva bestaat) nalaat is de erflater. De persoon die tot de nalatenschap wordt geroepen, noemt men de erfgerechtigde. Wanneer je de nalatenschap aanvaardt, word je een erfgenaam.
Wat hier beschreven wordt, is het privaatrechtelijk erfrecht. Het overlijden van een persoon heeft daarnaast in verschillende takken van het recht nog andere gevolgen (bv. een aanspraak op een pensioen via het socialezekerheidsrecht of de uitkering van een vergoeding in geval van een (levens)verzekering). Bij gebrek aan erfgerechtigden komt de nalatenschap toe aan de staat. Dit is de uitoefening van een recht van soevereiniteit, waarbij de staat een bijzondere onregelmatige erfopvolger is.
B. Openvallen nalatenschap
Een nalatenschap valt open door het overlijden. Het referentiepunt is de akte van overlijden die wordt opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Op dat ogenblik wordt het tijdstip bepaald voor het openvallen van een nalatenschap. De nalatenschap valt open in de laatste fiscale woonplaats van de overledene. Dit is de plaats waar de overledene zijn hoofdverblijfplaats (domicilie) heeft. Men kijkt terug over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het overlijden. Men houdt dus geen rekening met de toevallige plaats waar iemand overleden is. Dat is van belang, niet alleen om het gewest te bepalen waarin de erfbelasting verschuldigd is, maar ook om de territoriaal bevoegde familierechtbank te bepalen, die kan geroepen worden te oordelen over alle handelingen met betrekking tot de afwikkeling van een nalatenschap.
Als iemand overlijdt, zijn de banken verplicht om alle financiële producten van de overledene te blokkeren (kluis, depositorekening, lopende rekening, portefeuille), omdat men niet weet wie de erfopvolgers zijn. Er kan gedeblokkeerd worden op instructie van de personen aangewezen in een attest van erfopvolging, opgesteld door de ontvanger van de erfbelasting of een notaris, dan wel in een akte van erfopvolging opgesteld door de notaris. Erfgenamen dienen ook contact op te nemen met de notaris om uit te maken of er een testament is.
C. Wie kan erven?
Om te erven, moet je aan vier voorwaarden voldoen:
- Je moet erfgerechtigde zijn (op wettelijke of testamentaire basis).
- Je moet in leven zijn op het moment van het overlijden. Overledenen kunnen dus niet meer erven. Kinderen die nog niet geboren zijn, kunnen dit wel, op voorwaarde dat ze al verwekt zijn en levend en levensvatbaar geboren worden (bij een “traditionele verwekking” kijkt men naar de 180ste dag voor de geboortedag en bij kunstmatige voortplantingstechnieken moet de inplanting van de bevruchte eicel plaatsgevonden hebben vóór het overlijden). Er is een bijzondere regeling indien twee erfgenamen in een auto-ongeval of vliegtuigongeluk sterven. Het is van het grootste belang dat er bepaald wordt wie het laatst is gestorven. De vraag is immers of het vermogen automatisch wordt verdeeld over beide families, of er eerst wordt geprobeerd om vast te stellen wie eerst overleden is en afhankelijk daarvan de erfenis wordt gegeven aan de ene of de andere kant van de familie. Diegene die het langste heeft geleefd, zal immers de goederen erven van diegene die voor hem of haar is overleden. Als beide erfgenamen op hetzelfde ogenblik omkomen, kunnen zij niet van elkaar erven. Er is dan een vermoeden van gelijktijdig overlijden (het zijn “commorientes”). In dit geval wordt de onderlinge erfopvolging uitgesloten.
- Je mag niet “onwaardig” zijn. Dit is een burgerlijke sanctie die een erfgenaam treft, wanneer hij zich zo onbetamelijk tegenover de erflater heeft gedragen, dat het moreel niet meer verantwoord is dat betrokkene van hem of haar zou erven. Een onwaardige erfgenaam is bijvoorbeeld iemand die is veroordeeld wegens poging tot doding van de erflater, of iemand die uit het ouderlijk gezag ontzet is. Voor de ouder betekent dit dat hij ten aanzien van het kind en diens afstammelingen uitgesloten wordt om hun nalatenschap te verkrijgen. Gezinsgeweld dat niet noodzakelijkerwijze de dood tot gevolg heeft, valt hier bijvoorbeeld ook onder. Deze regeling kan ook van belang zijn bij bijvoorbeeld gezinsdrama’s, waarbij iemand zijn gezin uitmoordt en daarna zelfmoord pleegt. Normaal gezien zou de dader immers eerst erven van de slachtoffers en zou die erfenis samen met de nalatenschap van de dader bij zijn familie terechtkomen. Dit wordt echter als onbillijk ervaren.
- Je moet de nalatenschap aanvaarden. Een erflater kan zijn vrijgevigheid immers niet opdringen en je hebt als erfgerechtigde dus een optierecht. Een erfgerechtigde heeft drie opties wanneer hij geconfronteerd wordt met een erfenis.
- De zuivere aanvaarding is een eenzijdige, onvoorwaardelijke rechtshandeling, waardoor de erfgenaam de nalatenschap verkrijgt maar hij ook verplicht is de schulden van de nalatenschap te betalen. Er is geen voorbehoud. De goederen worden zonder meer in ontvangst genomen en vermengd met de eigen goederen.
- Verwerping wil zeggen dat je de goederen niet moet hebben. Dit betekent dat je nooit erfgenaam wordt. Dit gebeurt meestal omdat de nalatenschap deficitair is (de schulden overtreffen de goederen). Je kan ook verwerpen omdat je de erfenis aan een volgende generatie wil doorgeven. De verwerping van een nalatenschap gebeurt bij notariële akte.
- De derde optie, een tussenoplossing, is de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving. Omdat je onzeker bent over de omvang van het actief en het passief, aanvaard je de nalatenschap, maar je bent slechts bereid de schulden van de nalatenschap te betalen tot de omvang van de toegekende activa. Dit gebeurt bij notariële akte.
D. Wettelijke devolutie
De wetgever bepaalt wie erfgenaam is volgens een vermoedelijke wens van de erflater in abstracto. Drie criteria zijn hierbij belangrijk: de juridische (bloed)verwantschap, het huwelijk en de wettelijke samenwoning.
a. Erfgerechtigde (bloed)verwanten
Alleen (bloed)verwanten in de juridische zin zijn erfgerechtigd. De biologische afstamming is onvoldoende. De naar recht vastgestelde oorspronkelijke afstammingsband is cruciaal. Die juridische band kan ook bestaan zonder genetische band. Wanneer in het erfrecht wordt gesproken over “verwanten” worden hiermee enkel de bloedverwanten bedoeld (en niet de aanverwanten). De rangorde tussen (bloed)verwanten wordt bepaald aan de hand van drie criteria: orde, graad en lijn. De erfgenamen in dezelfde orde en graad krijgen in principe een gelijk aandeel (hoewel dat soms wel eens opzij kan worden geschoven).
De orde is een indeling gebaseerd op de aard van de (bloed)verwantschap. De orde is een groep erfgenamen die een andere groep erfgenamen uitsluit. Binnen de orde bepaalt de graad of je al dan niet erft. De graad is de afstand in bloedverwantschap, zoals hiervoor werd uiteengezet bij de afstamming.
Er bestaan vier orden:
- de eerste orde van de afstammelingen van de erflater (descendenten): kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen …;
- de tweede orde van de nauwe zijverwanten en de ouders, ingeval de overledene geen afstammelingen nalaat: de broer(s) en zus(sen) en/of hun afstammeling(en) en de ouders (ascendenten in de eerste graad) van de erflater;
- de derde orde van de ascendenten, ingeval de overledene noch afstammelingen, noch broer(s), zus(sen) en/of hun afstammeling(en) nalaat: alle bloedverwanten in opgaande lijn, nl. ouders, grootouders, overgrootouders … (ascendenten, ongeacht de graad);
- de vierde orde van de gewone zijverwanten, ingeval de overledene geen erfgenamen van eerste, tweede of derde orde nalaat: ooms, tantes en hun nakomelingen (neven en nichten dus), grootooms, groottantes.
Erfgenamen behoren tot een bepaalde orde, maar komen slechts in aanmerking indien er geen vertegenwoordigers van een vorige orde meer aanwezig zijn.
Binnen de orde is er prioriteit van de dichtst in graad staande (bloed)verwant. Als je in graad verder staat, word je uitgesloten.
De regels van orde en graad worden samen toegepast.
Een erfgenaam kan niet alleen uit eigen hoofde tot een nalatenschap komen, maar ook bij plaatsvervulling. Men wil hiermee de onbillijke gevolgen van het vooroverlijden van bepaalde erfgenamen corrigeren door diens afstammelingen in zijn plaats te laten treden, waardoor de dichtste afstammelingen van de vooroverledene samen dan het deel krijgen dat normaal zou zijn toegekomen aan de vervangen erfgenaam. Zo niet zou bijvoorbeeld het kleinkind van een overleden grootvader, die twee kinderen heeft en waarvan een van hen, nl. de vader van het kleinkind, reeds overleden was, uitgesloten worden van de erfenis door zijn oom, want die oom staat in de eerste graad, terwijl het kleinkind slechts in de tweede graad staat. Men kan ook erven bij plaatsvervulling van een erfgerechtigde die de nalatenschap heeft verworpen.
Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid tot erfenissprong. Dit kon voor september 2018 op slechts twee manieren: 1. de grootouders schenken direct aan de kleinkinderen, met respect voor het erfdeel van de eigen kinderen, 2. de kinderen weigeren de volledige erfenis ten voordele van de kleinkinderen. De nieuwe mogelijkheid ziet er als volgt uit: wie een erfenis krijgt in rechte lijn kan deze volledig of gedeeltelijk kosteloos doorgeven aan de eigen kinderen, wat moet gebeuren binnen het jaar na het overlijden.
b. Langstlevende echtgenoot
Naast de kinderen is ook de langstlevende echtgenoot (LLE) een wettige en reservataire erfgenaam. Hiermee wil men de wederzijdse genegenheid en echtelijke solidariteit ook over de dood heen doortrekken. De LLE (je mag wel niet uit de echt of van tafel en bed gescheiden zijn) krijgt een bepaald aandeel uit de nalatenschap. De grootte van dit aandeel hangt af van de erfgenamen met wie de LLE in samenloop komt. Is hij de enige erfgenaam of zijn er nog andere erfgenamen? Om de nalatenschap van de overledene te bepalen, wordt eerst het gemeenschappelijk vermogen tussen beide echtgenoten vereffend en verdeeld. De nalatenschap van de eerst overledene bestaat immers uit diens eigen vermogen en zijn deel in het gemeenschappelijk vermogen (of de onverdeeldheid bij een bedongen stelsel van scheiding van goederen). Het andere deel van het gemeenschappelijk vermogen komt immers aan de langstlevende toe op basis van het huwelijksvermogensrecht.
Hoe dan ook verkrijgt de LLE het recht op de huur van de gehuurde gezinswoning (het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende) of het vruchtgebruik van deze gezinswoning (indien het goed geheel of gedeeltelijk eigendom was van de overledene). Ook de huisraad aanwezig in de gezinswoning is inbegrepen in dat recht. Dit recht geldt met uitsluiting van alle andere erfgenamen, die het hoe dan ook moeten respecteren.
Als de LLE alleen is en er geen erfgerechtigde bloedverwanten zijn, zal de LLE de volledige nalatenschap in volle eigendom erven. Als de LLE samen opkomt met de kinderen (het maakt hierbij geen verschil uit of het om gezamenlijke kinderen gaat, of de kinderen van de overledene uit een vorig huwelijk stammen), verkrijgt deze het vruchtgebruik van de hele nalatenschap. De erfgenamen verkrijgen slechts de blote eigendom. Er is echter wel een verschil in de situatie gemeenschappelijke/niet-gemeenschappelijke kinderen. In het tweede geval kan men kiezen voor een buitengerechtelijk omzettingsrecht (zowel LLE als niet-gemeenschappelijke kinderen).
Indien er geen kinderen zijn, maar wel andere erfgerechtigde bloedverwanten (dus tweede of verdere orde), krijgt de weduwe of weduwnaar de hele gemeenschap in volle eigendom en het vruchtgebruik van de eigen goederen van de echtgenoot. De blote eigendom van deze goederen gaat naar de familie van de overledene.
De opdeling van volle eigendom in vruchtgebruik en blote eigendom is niet altijd gemakkelijk bij een vermogensbeheer. Erfgenamen zien dit ook als een beperking van hun erfrecht. Daarvoor bestaat de omzetting van het vruchtgebruik. In der minne en desnoods via rechterlijke tussenkomst kunnen de erfgerechtigden dus het vruchtgebruik omzetten in volle eigendom, in een geldsom of in een gewaarborgde en geïndexeerde rente. De vruchtgebruiker ruilt dus zijn vruchtgebruik in voor andere rechten. Vanaf september 2018 geldt dat alle reserve in waarde moet worden uitgekeerd en niet langer in natura.
c. Langstlevende wettelijk samenwonende partner
De langstlevende wettelijk samenwonende partner (LLWSP) is ook een wettige, maar geen reservataire erfgenaam. Daarenboven heeft betrokkene slechts aanspraak op een specifieke categorie van goederen wegens hun aard, nl. het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en het huisraad. In het geval van een gehuurde gezinswoning erft de LLWSP ook het recht op huur. Een wettelijk samenwonende partner verschilt dus op twee vlakken van de LLE.
1) Een wettelijk samenwonende partner is geen reservataire erfgenaam (bij testament kan dit ontnomen worden). Als je meer wil laten vererven aan de persoon met wie je wettelijk samenwoont, dan moet via een testament een legaat worden opgemaakt van de goederen die je wilt legateren. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de gereserveerde rechten van de kinderen. Maar je kunt elkaar ook minder geven dan wat de wet voorziet.
2) In tegenstelling tot het erfrecht van de LLE, blijft het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner gelijk, ongeacht met welke erfgenaam hij tot de nalatenschap komt.
Als er meerdere erfgenamen zijn in een erfopvolging, dan is er een onverdeeldheid. Niemand kan gedwongen worden om in onverdeeldheid te blijven. Wel moet iedere erfgenaam zich akkoord verklaren met de verdeling. Desnoods moet je een zaak inspannen voor de rechtbank om de verdeling te bepalen. Vooraleer je dan tot een verdeling van de onverdeeldheid kunt overgaan, moet een aantal zaken geregeld worden. Er moet bepaald worden waaruit de boedel bestaat en wat ieders rechten daarop zijn. Het actief zijn de bestaande goederen of massa van de nalatenschap. Het passief zijn de schulden van de erflater en de schulden die ontstaan na het openvallen van de nalatenschap (zoals de begrafeniskosten). Bij de verdeling wordt iedere mede-eigenaar geacht alleen en onmiddellijk eigenaar te zijn geworden van alle goederen uit de erfenis die hem of haar toekomen, alsof er als het ware nooit onverdeeldheid heeft bestaan. De verdeling is in principe in natura.
E. Testamentaire devolutie
Behalve het systeem van de wettelijke devolutie, dat automatisch van toepassing is wanneer er geen testament werd opgesteld, bestaat er ook de mogelijkheid dat je tijdens jouw leven via een testament bepaalt wat er na de dood met jouw vermogen gebeurt. Een testament is een eenzijdige wilsverklaring. (Daarnaast kunnen ook door middel van een tweezijdige wilsverklaring, namelijk de huwelijksovereenkomst, aspecten van de nalatenschap opgenomen worden.) De vrijheid om bij testament over je vermogen te beschikken is echter zowel materieel als formeel beknot. Materieel gebeurt dit via de idee van de reeds vermelde reserve (zie ook verder). Formeel is de vorm van het testament dwingend bepaald door de wet.
a. De testamentsvormen
Een testament is een eenzijdige rechtshandeling, een akte, waarbij de erflater voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn, beschikt over een geheel of een deel van zijn goederen. Een testament kan steeds herroepen worden, er kunnen beschikkingen aan toegevoegd worden of er kan zelfs een geheel nieuw testament opgesteld worden. Omdat een testament sowieso de laatste wil is, blijft de erflater tot aan zijn laatste adem over de mogelijkheid beschikken om zijn testamentaire beschikkingen te herroepen of te veranderen.
Het testament is een uiterste wilsbeschikking, die tijdens het leven van de erflater geen enkel gevolg kan hebben. Tijdens het leven van de betrokken persoon kan de erfgenaam geen enkele aanspraak maken op zijn goederen.
Het testament kan handelen over een deel of het geheel van de goederen. Als dit maar een deel is, vererft de rest van het vermogen via de wettelijke erfopvolging.
Een testament is een formele rechtshandeling. Als de wettelijke vorm niet in orde is, is het testament nietig. Er zijn drie geldige vormen. Het gebeurt bij schrift en kan dus nooit mondeling zijn.
- Het authentieke of openbare testament is een notariële akte, opgemaakt door één of twee notarissen. Je kunt het dicteren en de notaris zal het opschrijven of uittikken. Dit is de testeervorm die de meeste rechtszekerheid biedt. De notaris waakt erover dat de wil van de testator precies genoteerd wordt en dat alle grond- en vormvereisten gerespecteerd zijn. De notaris speelt tevens een belangrijke adviserende rol, zodat de erflater met kennis van zaken kan beslissen. Omdat de notaris de akte laat opnemen in een centraal register, zal het testament na het overlijden ook zeker boven water komen. De notariële akte heeft tevens uitvoerbare kracht.
- Het eigenhandig of holografisch testament is de helemaal door de testator met de hand geschreven, gedagtekende en ondertekende laatste wil. Dit private geschrift (dat zelfs op een bierkaartje kan staan) heeft natuurlijk de voordelen goedkoop te zijn en alle mogelijke privacy te garanderen, maar er zijn niet zoveel garanties wat de inhoudelijke geldigheid betreft (heeft de testator bijvoorbeeld de reserves geëerbiedigd?) en het grote risico bestaat dat het geschrift verloren gaat of met een vorige versie verward wordt. De legataris die door een eigenhandig testament is aangeduid, moet daarenboven steeds aan de rechtbank de inbezitstelling van de legaten vragen.
- Ten slotte is er het internationaal testament, dat deze naam kreeg door zijn internationale oorsprong (waardoor dezelfde regeling ook in vele andere landen geldt). Deze testeervorm bestaat uit een onderhands geschrift dat door de testator aan de notaris overhandigd wordt en dat zowel door de testator zelf als door om het even welke derde mag geschreven zijn. De notaris stelt van de neerlegging een akte van verklaring op. Het originele testament en de akte van verklaring vormen samen het internationaal testament.
Het authentiek en het internationaal testament moeten geregistreerd worden in het Centraal Register van Testamenten (CRT). Ook eigenhandige testamenten worden, tenzij bij andersluidend verzoek van de testator, erin opgenomen wanneer zij bij een notaris zijn neergelegd. Dit register garandeert dus dat na een overlijden de laatste wil van de overledene zeker boven water komt. Anders moet men op zoek gaan waar het testament verborgen ligt: onder de matras, in een kast…
Daarnaast is er ook een Centraal Erfrechtregister (CER), ook bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat. Het centraliseert de gegevens van akten en attesten van erfopvolging opgemaakt door de notaris (nodig om bijvoorbeeld vrijgave van bij de bank geblokkeerde rekeningen te krijgen), alsook de verklaringen van verwerping van de nalatenschap en aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving (alsmede de Europese erfrechtverklaringen).
Iedereen die gezond van geest is, door de rechter niet onbekwaam verklaard is, en de leeftijd van 16 jaar bereikt heeft (maar pas vanaf 18 kan je over alle goederen een schikking treffen), kan zelf bepalen hoe na zijn overlijden zijn goederen verdeeld zullen worden en wat er na overlijden met zijn lichaam moet gebeuren (begraven of gecremeerd, welk soort uitvaartplechtigheid). Als er een vermoeden is dat de erflater niet gezond van geest is, kan de wettelijke erfgenaam dat inroepen en proberen te bewijzen (wat niet eenvoudig is, aangezien in principe iedereen geacht wordt handelingsbekwaam te zijn). Hierin zit weer een voordeel van het authentiek testament. Een authentiek testament (bij een notaris) kan moeilijk nietig verklaard worden, want dan moet er al sprake zijn van valsheid in geschriften. Als de notaris een authentiek testament heeft opgesteld, heeft hij impliciet bevestigd dat de testator gezond van geest is.
De testamentaire beschikkingen waarmee het vermogen toegewezen wordt, worden legaten genoemd. Er zijn drie soorten.
- Bij een algemeen legaat legateert de erflater aan een of meer personen de algemeenheid van de goederen, die hij bij zijn overlijden zal nalaten. De algemeen legataris heeft een algemene of residuaire roeping. Aan hem/haar/hen zal dus toekomen, wat niet uitdrukkelijk in andere legaten is vermaakt.
- Een legaat onder algemene titel is een legaat waarbij de erflater een op abstracte wijze beschreven gedeelte van zijn goederen vermaakt, zoals de helft, een derde, een vierde, de roerende goederen, de helft van de onroerende goederen … De roeping van de legataris is beperkt tot die fractie.
- Ten slotte zijn er de bijzondere legaten, die beperkt blijven tot de uitdrukkelijk in het legaat beschreven goederen.
Het onderscheid tussen deze drie soorten legaten is niet alleen van belang om te bepalen wat precies aan wie vermaakt wordt (aan de hand van de vermelde roeping), maar ook voor andere aspecten van de erfrechtregeling. Zo heeft alleen de algemene legataris de saisine of het bezitsrecht (wanneer hij in een openbaar testament is aangeduid en er geen reservataire erfgenamen zijn); hij moet de rechtbank niet om inbezitstelling verzoeken. Hij geniet ook meteen de vruchten. Het nadeel is dan weer dat de algemene legataris (en ook de legataris onder algemene titel) gehouden is tot de schulden, en de bijzondere legataris niet.
Erfgenamen of legatarissen zijn gehouden tot de uitvoering van de lasten, zelfs als deze hun uiteindelijke erfdeel of legaat overschrijden. Maar, ze zijn wel vrij om de nalatenschap of de legaten onder dergelijke last al dan niet te aanvaarden.
b. De reserve en het beschikbaar deel
De reserve is het voorbehouden deel van de nalatenschap, waarover de erflater niet zomaar ten kosteloze titel mag beschikken en dit ten aanzien van bepaalde erfgenamen (de reservatairen). Over het andere deel, het beschikbaar deel, kan de erflater naar goeddunken beschikken. Terwijl men aan de ene kant de erflater beschikkingsvrijheid wil geven, moeten aan de andere kant de belangen van de familie gewaarborgd blijven. De reserve wil bepaalde personen beschermen tegen een onterving door de erflater.
De reservataire erfgenaam verkrijgt een eigen recht op zijn voorbehouden erfdeel. De titularissen van de reserve worden in de wet limitatief opgesomd: het zijn de afstammelingen en de langstlevende echtgenoot. Zo kunnen ouders hun kinderen bijvoorbeeld niet volledig onterven. Broers en zussen, maar ook de langstlevende wettelijk samenwonende partner vallen hier dus niet onder. Het beschikbare deel bestaat uit de helft van de nalatenschap, ongeacht het aantal kinderen. De andere helft betreft de reserve voor de kind(eren) en zal eerlijk verdeeld worden onder hen. Bijvoorbeeld, indien er twee kinderen zijn, dan hebben zij recht op een vierde van de nalatenschap.
Ascendenten (de ouders, de grootouders of de overgrootouders) hebben geen recht op een reserve voor zover ze tot de nalatenschap worden geroepen: ze kunnen eventueel erven wanneer de erflater geen afstammelingen heeft, maar dit betreft geen reservatair erfrecht. Er kan bij leven beslist worden het erfrecht van de ouders te ontnemen ten voordele van iemand anders. Hierop bestaat één uitzondering: behoeftige ouders kunnen aanspraak maken op een levensonderhoud. Grootouders hebben slechts erfrecht voor zover er geen afstammelingen zijn en de erflater geen broers of zussen heeft die tot de nalatenschap komen.
Ook de LLE geniet een reserve. De wetgever heeft een dubbele reserve toegekend. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een algemene of abstracte reserve, die bestaat uit een fractie (de helft) van de nalatenschap in vruchtgebruik, en de bijzondere of concrete reserve, die de preferentiële goederen (de voornaamste gezinswoning en huisraad) in vruchtgebruik bevat. De LLE heeft sowieso recht op de concrete reserve, zelfs al overstijgt die de helft van de nalatenschap.
Bij de berekening van de reserve zal er niet gekeken worden naar de bestaande goederen van de erflater op het moment van zijn overlijden. Anders zou er een situatie kunnen ontstaan waarbij de erflater gedurende heel zijn leven al zijn goederen zou wegschenken en de reserve nog enkel zou worden berekend op het kleine stukje dat overblijft. De wetgever schrijft daarom voor dat de reserve moet worden berekend op wat de nalatenschap zou omvatten, indien de erflater geen schenking onder levenden had gedaan. De goederen die tijdens het leven van de erflater werden weggeschonken worden dus fictief toegevoegd aan de goederen die zich nog in het vermogen van de erflater bevinden op het moment van overlijden. Men noemt dit de inbreng. De rekenboedel (vroeger “fictieve massa” genoemd) bestaat uit alles wat aanwezig was ten tijde van het overlijden en alle schenkingen (zie verder bij vereffening-verdeling).
c. Afspraken over erfenissen
Tot september 2018 was het wettelijk verboden om overeenkomsten te sluiten over een niet-opengevallen nalatenschap; het resultaat was de nietigheid van de erfovereenkomst, die als onbestaand beschouwd werd. Om te voldoen aan de maatschappelijke vraag zijn er nu specifieke uitzonderingen op deze regel:
- De globale erfovereenkomst: een overeenkomst tussen één of beide ouders en alle vermoedelijke erfgenamen (kinderen en kleinkinderen). Bij het opstellen van de overeenkomst staat evenwicht centraal. Dit betreft echter een subjectief en geen objectief evenwicht. Een voorbeeld: dure studies die betaald werden voor één kind worden wel ingebracht in de verdeling van de nalatenschap (anders wordt die uitgave niet gezien als schenking en dus niet verrekend). Essentieel is dat alle erfgenamen akkoord gaan.
- De punctuele overeenkomst: een overeenkomst die de erfgenamen toelaat om afspraken te maken over zeer specifieke aspecten, bv. de waarde van een schenking vastleggen, aanvaarding aantasting eigen deel reserve …
Daar deze erfovereenkomsten steeds bijzonder zwaarwichtige handelingen inhouden die grote gevolgen met zich meebrengen, heeft de wetgever de tussenkomst van de notaris verplicht gemaakt. Deze garandeert een onpartijdige, deskundige input die geïnformeerde keuzes mogelijk maakt, waarbij de belangen van elke partij gerespecteerd worden.
F. Vereffening en verdeling van de nalatenschap
Nadat bekend is welke wettelijke en testamentaire erfgerechtigden de nalatenschap aanvaard hebben, kan er overgegaan worden tot de eigenlijke vereffening-verdeling. De vereffening houdt onder meer in dat activa en passiva opgesomd worden en tegenover elkaar afgewogen worden. Er moet natuurlijk slechts overgegaan worden tot verdeling als er meer dan een erfgerechtigde is.
De nalatenschap is een onverdeeldheid en niemand kan gedwongen worden om in onverdeeldheid te blijven. In principe gebeurt de verdeling in der minne en in natura. Als dit niet mogelijk is, wordt een gerechtelijke procedure gestart.
Zonder op de details te kunnen ingaan, kunnen we de werkwijze van vereffening-verdeling als volgt samenvatten. Eerst wordt een staat opgemaakt van alle activa en passiva. Aan de actiefzijde vinden we de nagelaten goederen en gelden. Erfgenamen die, hetzij bij testament, hetzij bij schenking, voordelen ontvangen hebben, moeten hiervan inbreng doen (er zijn een aantal waarderingsregels die hierbij toegepast worden). Aan de passiefzijde vinden we de schulden van de erflater zelf, alsook een aantal schulden die ontstaan zijn na het overlijden. Het principe is dat zoveel mogelijk in natura verdeeld wordt.
G. Schenking
Een schenking is eigenlijk een bijzondere overeenkomst en zou dus onder dat thema moeten behandeld worden, maar de meeste toepassingen van schenkingen doen zich voor in huwelijksvermogensrechtelijke en erfrechtelijke sfeer. Een schenking is een (minstens) tweezijdige rechtshandeling (in tegenstelling tot het testament, waarvoor slechts één wil nodig is). Het is een handeling waarmee een schenker zich onherroepelijk om niet van een zaak ontdoet ten voordele van een begiftigde. Aan de ene kant is er een beschikker, die verarmt, want hij geeft iets af om niet (er wordt geen – al dan niet – gelijkwaardige tegenprestatie verwacht). Aan de andere kant is er een verrijking van de begiftigde. Er is ook een intentioneel element: de beschikker wil ook een gift verschaffen.
Een schenking verschilt op dit vlak grondig van het testament. Een schenking heeft per definitie onmiddellijk effect. Wat je schenkt, ben je kwijt (al kan de effectieve levering wel uitgesteld worden, bv. tot aan de dood van de schenker). Je kunt er niet meer over beschikken.
Daarenboven is een schenking onherroepelijk (behalve tussen echtgenoten). De schenking wordt ingebracht in de rekenboedel om na te gaan of ze de wettelijke reserves niet heeft aangetast. Dat is niet toegelaten. De reservataire erfgenamen kunnen een inkorting van de schenking eisen ten belope van hun reserve. Deze inkorting gebeurt in waarde, niet in natura.
Sommige mensen zijn ook onbekwaam om schenkingen te ontvangen: men wil vermijden dat sommige personen die zich in een zwakke positie bevinden ten overstaan van anderen, misbruikt worden door personen in een sterke positie om in het voordeel van die laatsten giften te doen. Een typisch voorbeeld hiervan zijn dokters: als een dokter een persoon heeft behandeld voor een ziekte waaraan die persoon is overleden, dan mag die dokter geen schenkingen ontvangen die in de loop van de ziekte zouden zijn gedaan. Dat geldt ook voor beheerders van rustoorden of het verplegend team bij een euthanasie.
Een schenking is een overeenkomst waarvoor vormvereisten gelden. Het is een van de weinige rechtshandelingen die sterk vormgebonden zijn. Bij schenking van roerende goederen moet er een staat van schatting worden gemaakt. Dit is een document waarin de partijen op expliciete wijze de waarde opgeven van de geschonken goederen. Men wil hiermee de schenker tegen zichzelf beschermen. Via de notariële akte word je als schenker bewust van wat je aan het doen bent. De schenkingen van onroerende goederen moeten, zoals alle onroerende rechtshandelingen, bij notariële akte gebeuren. Op een schenking (van geld, roerende of onroerende goederen) moeten schenkingsrechten ten voordele van de fiscus betaald worden. Vooral op basis van de rechtspraak zijn in de loop der jaren enkele uitzonderingen geconstrueerd op het formele systeem (met de bedoeling schenkingsrechten te ontwijken). Zo worden ook handgiften, onrechtstreekse schenkingen, vermomde schenkingen en vergeldende schenkingen vandaag geldig bevonden.
- De handgift of schenking van hand tot hand is de schenking van een lichamelijk roerend goed (zoals geld, juwelen, kasbons en aandelen) door de loutere materiële overdracht van hand tot hand, met de bedoeling het goed te schenken. De handgift is dus een zakelijk contract. De eigenlijke overdracht van het goed moet dan ook noodzakelijkerwijze tijdens het leven van de schenker gebeuren. De handgift kan dus niet bij een ondertekend geschrift (akte) plaatsvinden, zodat de betrokkenen er zorg zullen moeten voor dragen dat ze zowel het bestaan van de handgift als de omvang van wat geschonken is nadien kunnen bewijzen.
- De vermomde schenking ziet er helemaal uit als een rechtshandeling onder bezwarende titel, maar de tegenprestatie vermeld in de akte moet volgens de bedoeling van beide partijen nooit uitgevoerd worden. Dit laatste kan opgetekend worden in een tegenbrief. Hoewel voor een niet-jurist deze manier van handelen op het eerste gezicht dubieus lijkt, is dit veinzen juridisch weldegelijk mogelijk. Een voorbeeld hiervan is een verkoop van een goed met beding dat de prijs betaald is, terwijl die in werkelijkheid niet is betaald.
- De onrechtstreekse schenking is de schenking die gebeurt door middel van een zogenaamde abstracte akte, dit is een akte die haar onderliggende oorzaak niet vermeldt. In tegenstelling tot de vermomde schenking wordt hier dus geen tegenprestatie geveinsd, maar wordt er gewoon geen vermeld. De meest klassieke toepassing is de kwijtschelding van een schuld, maar ook een bankoverschrijving kan in bepaalde omstandigheden een onrechtstreekse schenking zijn.
- De vergeldende schenking ten slotte is een schenking waarvan het voorwerp de beloning of de vergoeding is van diensten geleverd door de begunstigde ten voordele van de schenker, zo bijvoorbeeld “voor de goede zorgen die ik van de begiftigde gedurende de laatste jaren mocht ontvangen”.