Merken

Een merk dient om de waren en/of diensten van een onderneming te onderscheiden (dit is geen bescherming van de handelsnaam).

Een (individueel) warenmerk is een teken om de waren van een onderneming te onderscheiden. Een (individueel) dienstmerkdient om diensten van een onderneming te onderscheiden. Een collectief merk is een merk op grond waarvan de waren of diensten van de leden van een vereniging die de merkhouder is, onderscheiden kunnen worden van de waren of diensten van andere ondernemingen die geen lid van de vereniging zijn. Een certificeringsmerk is een merk dat bepaalde kenmerken van waren en of diensten waarborgt. Het merk mag niet door de merkhouder zelf gebruikt worden, maar wel door zij die hiertoe toestemming van de merkhouder kregen (bijv. Keurslager of het Woolmerk).

Merken kunnen worden gevormd door alle tekens, in het bijzonder woorden (Nutella), waaronder namen van personen (Messi), tekeningen (van kabouter Plop), letters, cijfers, kleuren (het paars van Melka), vormen van waren of verpakkingen van waren (het Coca-Colaflesje), of geluiden, mits deze de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden van die van andere ondernemingen. Deze tekens moeten duidelijk en nauwkeurig geïdentificeerd kunnen worden. Dit is bijvoorbeeld niet het geval met geuren en smaken, die dus geen merk kunnen vormen.

Wanneer men een merk wil beschermen, kan men opteren voor een Beneluxmerk, dat bescherming verleent in de drie landen van de Benelux. Men kan ook opteren voor een Uniemerk. Dat verleent bescherming in de 27 lidstaten van de Europese Unie. Een Beneluxmerk wordt aangevraagd bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) in Den Haag. Een Uniemerk bij het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) in Alicante (www.boip.int). Een Belgisch merk bestaat dus niet. Men kan zijn merk enkel beschermen als Beneluxmerk en/of als Uniemerk. Voor hetzelfde teken kan je zowel een Benelux- als Uniemerk aanvragen.

Zowel voor een Uniemerk als voor een Beneluxmerk is het vereist dat het merk onderscheidend vermogen heeft, niet wettelijk is uitgesloten en niet al eerder door een derde werd gedeponeerd of onder bepaalde omstandigheden gebruikt. De waren of diensten waarvoor de inschrijving als merk wordt gevraagd, kunnen dus de aandacht van het publiek trekken en aan de hand van dit merk naar hun herkomst worden onderscheiden, of dus onderscheiden worden van producten van een andere commerciële herkomst. Hiervoor dient men te kijken naar de totaalindruk en perceptie van een (redelijk) geïnformeerde, redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de betrokken categorie van waren of diensten. Als een teken bijvoorbeeld eerder kan worden opgevat als een beschrijving van de eigenschap van een product, heeft het een onvoldoende onderscheidend vermogen (bv. “Fietsmagazine” als naam voor een tijdschrift over wielrennen, of “Super Fresh” als naam voor verse voedingsmiddelen). Merken die uniek zijn of een goed onderscheidend vermogen hebben, noemt men sterke merken. Merken die een weinig onderscheidend vermogen hebben, zijn zwakke merken. Dit kan evolueren in de tijd. Een sterk merk kan bijvoorbeeld zwak worden met de tijd. Het grootste probleem ontstaat wanneer een merk een soortnaam wordt. Dan verliest het ook alle rechten. Door toedoen of nalaten van de merkhouder wordt de naam een soort van typisch in de handel gebruikte benaming van een waar of dienst waarvoor het is ingeschreven. Denk bv. aan hagelslag of nylon.

Een bijzonder aspect is de mogelijkheid een plaatsnaam of geografische aanduiding te registreren als merk. Dit kan, maar niet steeds. Het kan bijvoorbeeld niet wanneer de benaming een plaats aanduidt die voor de betrokken categorie van waren reeds beroemd of bekend is. Zij wordt thans in de opvatting van de betrokken kringen van deze waren met die waren in verband gebracht of er kan in de toekomst redelijkerwijs een dergelijke band te verwachten zijn. Geografische benamingen kunnen daarentegen wel een goed merk zijn wanneer zij niet of nagenoeg niet bekend zijn of wanneer zij niet speciaal bekend zijn als productieplaats van de waren of diensten (bijv. Mont Blanc voor schrijfgerief) of wanneer zij niet als werkelijke plaats van productie of handel in aanmerking komen. Het gebruik van een merk bestaande uit een geografische benaming mag de consument echter niet misleiden (bijv. de naam van een Zwitserse berg voor chocolade uit België).

Het merk dat men kiest moet ook nog beschikbaar zijn. Als je ooit al een merk hebt geregistreerd, kan je een oppositieprocedure instellen tegen een latere aanvraag tot registratie, of soms zelfs een nietigheidsprocedure. Hierbij kan je je dus verzetten tegen een ander, jonger merk en aantonen dat het eigen merk identiek is, gelijkaardig aan het gevraagde teken, en dat het ingeschreven is voor dezelfde of overeenstemmende waren of diensten.

Er zijn vier situaties waarin er sprake is van een merkinbreuk:

  1. het gebruik in het economisch verkeer van een identiek teken voor identieke waren of diensten;
  2. het gebruik in het economisch verkeer van een overeenstemmend of identiek teken voor identieke of overeenstemmende waren of diensten. Hierbij moet je wel kunnen bewijzen dat er een risico bestaat dat een consument in verwarring wordt gebracht over de herkomst van de betrokken goederen of diensten. De consument zou van oordeel zijn dat de waren of diensten van dezelfde onderneming of van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn;
  3. het gebruik van een overeenstemmend of identiek teken voor identieke, overeenstemmende of niet-overeenstemmende waren of diensten. Dit is een recht dat alleen toekomt aan de houder van een bekend merk. Hij moet wel bewijzen dat door het vermelde gebruik een ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit, of afbreuk wordt gedaan aan, het onderscheidend vermogen of de reputatie van zijn merk (bv. jeneverproduct Clareyn verzette zich tegen het gebruik van “Klarein” voor schoonmaakmiddelen; dit doet niet alleen afbreuk aan de bekendheid, maar er is ook de niet-flatterende connotatie tussen de jeneverproducten en schoonmaakmiddelen). De merkhouder kan hier slechts optreden wanneer de beweerde inbreukmaker geen geldige reden had waarom hij het identieke of overeenstemmende teken gebruikte;
  4. het gebruik anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door dat gebruik, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan, het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk (bijv. het gebruik van een merk in de politieke campagne van een extreme politieke partij waarmee de houder van het merk niet geassocieerd wil worden).

De bekomen bescherming geldt voor tien jaar, maar kan hernieuwd worden.

Een internationale merkenregistratie (buiten de EU) bestaat ook en houdt in dat je, via een globale (internationale) aanvraag, merkbescherming aanvraagt in (een groot aantal) verschillende landen. Na indiening van de aanvraag, wordt deze opgesplitst en doorgestuurd naar de nationale administraties van elk van de aangeduide landen. Zij oordelen conform de geldende nationale wetgeving of het merk er geregistreerd wordt. Een weigering in een land heeft geen invloed op de procedure in andere landen.