Hoewel juristen al millennia nadenken over de definitie van "recht", zijn zij er nog altijd niet in geslaagd om een sluitende omschrijving te geven. Immanuel Kant (1724-1804) stelde dat al vast aan het einde van de achttiende eeuw en het is vandaag nog altijd even waar. Een belangrijke reden daarvoor is dat recht andere vormen aanneemt en andere functies heeft naargelang de omgeving waarin het voorkomt. In kleine samenlevingen van pakweg twintig mensen leven die mensen op een heel andere manier samen dan in grote samenlevingen van vele miljoenen en vervult recht dus ook deels andere functies. Recht is immers contingent, wat betekent dat het afhankelijk is van tijd en plaats. Doorheen de geschiedenis en op verschillende plekken in de wereld kijken samenlevingen anders naar recht. In erg gelovige samenlevingen is het essentieel dat gedragsregels stroken met religieuze geboden opdat die regels meetellen als rechtsregels; in het Belgische statelijke recht staat dan weer centraal dat een gedragsregel in overeenstemming met de Grondwet is uitgevaardigd. Als een parlementslid op café verklaart dat de hoogte van verkeersboetes afhankelijk is of moet zijn van het inkomen van de overtreder, dan is dat misschien een interessante denkpiste, maar nog geen Belgisch recht. De Belgische Grondwet erkent namelijk niet dat dergelijke verklaringen op café meetellen als recht. In plaats daarvan zou het parlementslid een wetsvoorstel moeten indienen en moet dat wetsvoorstel worden aangenomen door het parlement.
Hoewel er talloze vormen van recht zijn, focussen Belgische juristen doorgaans op het Belgische statelijk recht, dit is het recht dat door de Belgische staat is uitgevaardigd of minstens verenigbaar is met statelijke rechtsregels. Meestal houdt men het bij een enge definitie van statelijke rechtsregels, als de gedragsvoorschriften waarvan de staat de afdwinging kan verzekeren. Talrijke gedragsvoorschriften die de staat niet kan afdwingen, zoals de normen van goed fatsoen of morele standaarden, beschouwt men dan doorgaans ook niet als statelijk recht. Wie zich thuis onbeleefd gedraagt, zal daar mogelijk op worden berispt, maar daar bemoeit de overheid zich op zich niet mee. Hetzelfde geldt pakweg voor wie vals speelt in de kaartersclub. In dergelijke situaties gelden wel degelijk gedragsvoorschriften en wordt de overtreding ervan gesanctioneerd. Doordat de sanctie niet uitgaat van een bevoegde overheid, bestempelt men die gedragsvoorschriften doorgaans niet als rechtsregels.
Het feit dat de rechtsregel uitgaat van een bevoegde overheid of dat de niet-naleving ervan door de overheid gesanctioneerd wordt, betekent op zich dan weer niet dat de regel slechts onder overheidsdwang zal worden nageleefd. Integendeel, in werkelijkheid wordt het leeuwendeel van alle rechtsregels in het overgrote deel van de situaties vrijwillig nageleefd (door sociale controle, het eigen morele of juridische besef van de burgers enz.) en zal de dwang, uitgaande van de overheid, slechts als marginaal verschijnsel aan bod komen. Zo zal het statelijke gedragsvoorschrift dat stelen verbiedt door het overgrote deel van de burgers worden gerespecteerd. Dat komt doorgaans niet doordat de rechtsorde dreigt met een juridische sanctie, maar wel doordat de burger dat gedragsvoorschrift aanvaardbaar vindt.
Bij besprekingen van het Belgische statelijk recht focust men vaak op gedragsvoorschriften, dit zijn voorschriften die iemand verbieden of verplichten om zich al dan niet op een bepaalde manier te gedragen. Mag je volgens het Belgische statelijk recht meer dan vijftig kilometer per uur in de bebouwde kom rijden? Is het verboden om een hoofddoek te dragen in een rechtbank? Moet de NMBS mij schadevergoeding betalen als ik een uur te laat aankom op mijn bestemming? Hoewel die gedragsvoorschriften de harde kern uitmaken wat van recht is, is recht veel meer dan dat. Het is ook een jargon (wat betekenen bijvoorbeeld de begrippen "bebouwde kom", "hoofddoek", "NMBS", "schadevergoeding"?), een geheel van instellingen (wie maakt Belgische statelijke gedragsvoorschriften en wie verzekert de afdwinging? Wat is de rol van bijvoorbeeld een parlement of een rechtbank?), een methode (hoe bepalen we wat iemand in een concrete situatie al dan niet mag doen volgens het Belgische statelijke recht)... Eigenlijk zal pas op het einde van het boek – hopelijk – duidelijk worden wat (statelijk) recht is. Toch is het wellicht nuttig om nu al een werkdefinitie aan te reiken, al was het maar om duidelijk te maken wat recht dus niet is. Alleen wanneer het probleem ook effectief juridisch van aard is, moet je op zoek gaan naar toepasselijke rechtsregels, naar mogelijke juridische sancties, naar juridische “oplossingen” van een probleem. Als je jouw moeder belooft om zaterdag even bij haar langs te gaan voor de koffie, maar je vergeet de afspraak, dan is er geen juridisch probleem. Als Billie Eilish echter belooft om zaterdag te komen optreden in het Sportpaleis, maar de artieste vergeet de afspraak, terwijl honderden kaartjes verkocht zijn, de zaal gehuurd, publiciteit gemaakt … dan is er wel een juridisch probleem en kan er dus gezocht worden naar de juridische "oplossing" ervan, zoals het vorderen van een schadeclaim of van een nieuw concert, een terugbetaling van de tickets enz. "Oplossing" staat bij deze voorbeelden tussen aanhalingstekens, omdat meteen een essentiële beperking van het recht duidelijk wordt. Het statelijke recht kan er immers niet voor zorgen dat het concert alsnog doorgaat op de geprogrammeerde datum, want de datum is inmiddels definitief voorbij. Het statelijke recht lost dus meestal geen problemen op, maar kan hooguit op een maatschappelijk aanvaardbare manier een einde maken aan discussies die in de ogen van het recht relevant (en dus "juridisch") zijn. Zo herstelt een echtscheidingsprocedure de echtelijke liefde niet. Het statelijke recht lijmt in dit geval de pot niet, maar regelt enkel de verdeling van de scherven. Toch betekent dat niet dat herstel onbelangrijk is voor het statelijke recht, wel integendeel. In het algemene verbintenissenrecht (zie het thema Verbintenissenrecht) zullen we zien dat het recht er precies de voorkeur aan geeft om, waar mogelijk, de effectieve gedwongen naleving van aangegane verplichtingen mogelijk te maken, liever dan een plaatsvervangend alternatief (een puur financiële schadevergoeding meestal). De juridische "oplossing" van een probleem holt echter doorgaans achter het probleem zelf aan, wat meteen een van de grootste beperkingen van het statelijk recht als maatschappelijk verschijnsel blootlegt. Geen statelijke rechtsregel kan op zondag het feit ongedaan maken dat Billie Eilish op zaterdag haar kat heeft gestuurd en de fans moesten afdruipen … Een juridische “oplossing” is bijgevolg heel vaak een financiële oplossing achteraf.
Tegen die achtergrond wordt Belgisch statelijk recht vaak omschreven als een min of meer samenhangend geheel van waarden, begrippen en gedragsvoorschriften waaraan van overheidswege opgelegde, minstens van overheidswege erkende, sancties kleven, die langs (evenzeer genormeerde) instellingen kunnen worden afgedwongen en waarvan de bedoeling is de orde in de samenleving te organiseren, te handhaven of te herstellen. Hierna worden de verschillende onderdelen van deze begripsbepaling toegelicht.
A. Een min of meer samenhangend geheel
De Belgische rechtsorde is een complexe puzzel die bestaat uit honderdduizenden samenstellende deeltjes zoals wettelijke bepalingen, rechterlijke uitspraken en rechtsgeleerde commentaren. Wil je weten wat het Belgisch statelijk recht in een concreet geval zegt, dan moet je proberen die deeltjes samen te leggen. Juristen proberen dan ook vaak het statelijke recht voor te stellen als een ordelijk geheel waarin die deeltjes mooi op elkaar aansluiten. Helaas is het zo goed als altijd onmogelijk om een volledig samenhangende puzzel te leggen en heeft de wetgever eigenlijk nooit een alomvattend plan voor een maatschappelijk probleem. Wetgeving wordt uitgevaardigd door een parlement dat bevolkt wordt door concrete mensen die concrete belangen proberen te verdedigen en door middel van wetgeving een verbetering van een maatschappelijke situatie nastreven. Statelijk recht is dan ook niet te reduceren tot wat de wetgever heeft uitgevaardigd, het is ook een activiteit waarbij mensen (voornamelijk juristen) actief aan de slag gaan met al die samenstellende deeltjes in een concrete situatie. We moeten dus niet alleen kijken naar de puzzelstukjes (het "wat"), maar ook naar de methode die juristen hanteren om daarmee een puzzel te maken (het "hoe").
B. Van waarden, begrippen, gedragsvoorschriften en instellingen
Gedragsvoorschriften zijn er niet zomaar. Als een ouder zijn kind verplicht om een fietshelm op te zetten, dan is dat (doorgaans) niet om te laten zien wie de baas is, maar omdat daar een goede reden voor is. Op soortgelijke manieren liggen ook aan de basis van statelijke gedragsvoorschriften steeds één of meer waarden, dit zijn ideeën die mensen of groepen van mensen hebben over wat wenselijk, gepast of goed is, zoals rechtszekerheid, gelijkheid, autonomie, volksgezondheid, privacy... Een belangrijke taak voor juristen bestaat erin te argumenten welke oplossing van een concrete casus het meest strookt met die onderliggende waarde(n). Waarden dicteren nog geen pasklare oplossing. Het is nog een lange weg tussen een zeer abstracte waarde als de bescherming van de fysieke integriteit van zwakke weggebruikers en een concreet gedragsvoorschrift dat verbiedt om meer dan 50 km/u te rijden in de bebouwde kom. Vaak komen talrijke waarden samen en moeten die nog worden afgewogen. Eén enkele waarde krijgt nagenoeg nooit volledig prioriteit. De fysieke integriteit van zwakke weggebruikers is van groot belang, maar ook de autonomie van bestuurders en de economische voordelen van een vlot handelsverkeer spelen mee (om nog maar te zwijgen maar de milieu-impact die al dan niet elektrisch rijden tegen een bepaalde snelheid heeft).
Om het juridisch denken te stroomlijnen en discussies over juridische oplossingen begrijpelijk te maken, is er behoefte aan concrete begrippen in het recht. Die hebben vaak een eigen specifieke betekenis. Neem bijvoorbeeld het begrip "nacht". In het gewone spraakgebruik is de nacht de periode tussen zonsondergang en zonsopgang. In het recht krijgt het begrip "nacht" talrijke verschillende invullingen, afhankelijk van de context. "Nachtarbeid" is arbeid verricht tussen 20u en 6u, maar "nachtlawaai" is in de meeste steden en gemeenten lawaai tussen 22u en 6u en "diefstal bij nacht" is de diefstal gepleegd in de periode tussen een uur na zonsondergang en een uur voor zonsopgang. Waarom kan er niet gewoon één enkele periode worden gebruikt? Omdat achter elk van die juridische begrippen andere waarden schuilgaan. Nachtarbeid is in principe verboden om de veiligheid en gezondheid van de werknemer (en zijn privé- en gezinsleven) te beschermen tegen de schadelijke gevolgen ervan. Daarom worden werknemers al extra beschermd op een tijdstip dat in de ogen van velen helemaal nog geen nacht is. Nachtlawaai wordt dan weer aan banden gelegd om een goede verstandhouding tussen buren te bewerkstelligen en om een groot deel van de bevolking een rustige slaap te verzekeren. De reden waarom een dief zwaarder moet worden gestraft als die 's nachts een diefstal heeft gepleegd, is omdat een dief in het donker meer mogelijkheden heeft om ongemerkt de diefstal te plegen en te ontkomen en omdat de verweermogelijkheden van de bestolene, die ‘s nachts in principe slaapt, dan beperkter zijn.
Dat er vaak goede redenen zijn om juridische termen een specifieke betekenis te geven belet niet dat juridische terminologie soms nodeloos pompeus en wereldvreemd is. De rechtssociologie leert bijvoorbeeld dat juristen dergelijk taalgebruik hanteren om een zekere afstand te creëren ten opzichte van niet-juristen of uit angst dat meer begrijpelijke termen juridisch niet helemaal nauwkeurig zijn, met alle gevolgen van dien. Talrijke juridische overeenkomsten zijn vaak onleesbaar voor leken. Toch is het van groot belang dat ook niet-juristen, in wiens belang juristen vaak moeten optreden, in staat zijn te begrijpen welke regels voor hen gelden en waarmee zij instemmen. De afgelopen jaren zijn er dan ook meerdere pogingen ondernomen om juridische teksten eenvoudiger te formuleren zonder aan precisie in te boeten. Vooral bij de kleine lettertjes van verzekeringspolissen zijn al mooie resultaten geboekt. Juridische taal is tegelijk een vaktaal gebruikt door professionele juristen die onder elkaar communiceren en een volkstaal om met het grote publiek in dialoog te treden. Daarom is recht vaak technisch en moeten juristen steeds blijven nadenken of wel steeds zo technisch moet.
C. Met de bedoeling de maatschappij te ordenen door gedragsvoorschriften
Aan statelijk recht wordt vaak de bedoeling toegeschreven de maatschappij te ordenen door gedragsvoorschriften. Die voorschriften proberen een zekere ordening aan te brengen in de maatschappij. Het gaat meer bepaald om een prescriptieve ordening: een ordening die toont hoe de dingen zouden moeten zijn (hoewel ze dat misschien in de praktijk niet zijn).
Waar streeft die ordening dan naar? Het grootste deel van de geschiedenis heeft men recht vooral beschouwd als een uitdrukking van een objectieve, mensoverstijgende orde. Je moet recht niet ergens voor gebruiken; het dringt zich aan je op en je hebt je erbij neer te leggen. Omdat het recht in die optiek slechts de neerslag vormt van de waarden en normen die reeds in de maatschappij aanwezig zijn, spreekt men van een bewarende of codificerende finaliteit. Maatschappijen die een codificerende finaliteit centraal stellen, zullen eerder geneigd zijn daders van strafbare gedragingen (die bijvoorbeeld diefstal hebben gepleegd) een straf op te leggen die uitdrukt hoezeer die maatschappij dat gedrag afkeurt. Vooral sinds de tweede helft van de negentiende eeuw wordt het recht anders opgevat, namelijk meer en meer als een stuk gereedschap dat ten dienste staat van een beleidsmaker om sociaal wenselijke veranderingen teweeg te brengen. Omdat het recht in die optiek een instrument is om de maatschappij te sturen en te wijzigen, spreekt men van een veranderende of modificerende finaliteit. In een dergelijke finaliteit wil men recht gebruiken om iets te veranderen aan het gedrag van de dader, wat een heel andere aanpak vereist die veel meer inzet op de herintegratie van de dader in de maatschappij.
Welke finaliteit het recht nastreeft, is een politieke of beleidskeuze. Vaak wordt het recht voorgesteld als een waardenneutrale techniek. In die voorstelling bepaalt de politiek het recht en is de politiek als het ware de architect van een bouwplan. Juristen zouden dan slechts neutrale technici zijn, de aannemers die het bouwplan van de architect uitvoeren zonder er iets aan te veranderen. Het probleem met die voorstelling is, dat er eigenlijk geen bouwplan is. Wie de Sagrada Familia wil afwerken en beseft dat de plannen van de architect Gaudi in elk geval niet (of niet meer) beschikbaar zijn, moet zelf keuzes maken. Daardoor moeten juristen in vele gevallen ook zelf beleids- of politieke keuzes maken. Dat betekent natuurlijk niet dat juristen zomaar de waardeoordelen van de politiek aan de kant mogen schuiven. Integendeel, zij zullen proberen keuzes te maken die zo veel mogelijk in het verlengde liggen van wat de politiek heeft beslist. Maar net zoals de Sagrada Familia op meerdere manieren kan worden afgewerkt, zijn er doorgaans in het recht meerdere oplossingen waarvan je kan argumenteren dat die het best aansluiten bij het recht als geheel. Doorgaans zullen juristen die keuzes maken die het best overeenstemmen met het recht in zijn geheel.
Sinds geruime tijd woedt in de juridische en politieke wereld een discussie over regulering en deregulering. De vraag wordt gesteld of de overheid in de loop der jaren niet te ver is gegaan in haar wil om alles wettelijk te regelen. Werken te veel normen niet verstikkend? Kan iedereen de gedragsvoorschriften nog wel kennen? Velen pleiten ervoor om het aantal regels te verminderen. Het is evenwel duidelijk dat zonder regels geen rechtssysteem en dus geen orde kan bestaan. Kan het recht eenvoudig zijn als de maatschappij zelf steeds ingewikkelder wordt?
D. Waaraan van overheidswege sancties kleven
In het Belgisch statelijk recht beklemtoont men de rol van de Belgische staat voor het recht. Concreet kan een regel maar een Belgische statelijke rechtsregel zijn als de bevoegde overheid de afdwinging van die regel kan verzekeren. Dat gebeurt door een waaier van mogelijke sancties. Als de maatschappij voorschrijft dat je niet mag stelen, dan wordt de dief – die het voorschrift dus niet gerespecteerd heeft – gestraft. In onze hedendaagse maatschappij zorgt de overheid zelf (via de instelling van het Openbaar Ministerie, zie het thema Strafrecht) voor de vervolging van de dief. De straf – klassiek een gevangenisstraf of een geldboete, maar er zijn ook andere mogelijkheden – is een sanctie opgelegd door de overheid (de strafrechtbank) en uitgevoerd door de overheid. Er is hier dus een rechtstreekse interactie tussen het individu en de overheid (begrepen in de brede betekenis van elk orgaan dat deel heeft aan het "geweldmonopolie", zie verder). De meeste juridische relaties betreffen echter de verhouding tussen twee of meer particulieren (het huwelijk, de niet-huwelijkse samenleving, de winkelaankoop, de job, de huur van een woonst …). In deze relaties komt de overheid doorgaans weinig tussen. Soms reguleert de overheid wel, maar ze zal niet vaak op eigen initiatief reageren op miskenning van de regels. In het recht is de sanctie daarom heel vaak slechts door de overheid erkend, zonder dat ze ook door haar (automatisch) wordt opgelegd. Wie een grasmaaier verkoopt waarvan de motor niet werkt, verkoopt een zaak met een verborgen gebrek. De koper zal op wettelijke basis, naar eigen keuze, de zaak kunnen teruggeven tegen ontvangst van de koopsom of de zaak behouden en zich een gedeelte van de prijs doen terugbetalen. De overheid zal hier niet zelf op reageren, maar als de koper zich op de sanctie beroept, zal deze via de overheid (rechtbank en nadien gerechtsdeurwaarder) afgedwongen kunnen worden.
Als we zeggen dat de regels via de overheid afgedwongen kunnen worden, dan is dit omdat we zelf geen dwang mogen gebruiken. In onze hedendaagse maatschappij heeft de overheid het geweldmonopolie. Enkel de overheid mag geweld of dwang gebruiken. Wanneer zij dit effectief doet en dus actief bijdraagt tot het naleven van de rechtsnormen, dan doet de overheid aan rechtshandhaving, onder meer via de organisatie van controle- en politiediensten en gerechtelijke instellingen. Dat is geen automatisme. Financiële beperkingen en een gebrek aan tijd en gespecialiseerd personeel zorgen ervoor dat heel wat misdrijven (bv. snelheidsovertredingen) vaak niet worden gestraft, niet omdat ze niet strafbaar zijn, maar omdat het praktisch onhaalbaar is om de vastgestelde inbreuken te vervolgen.
E. Recht en rechtsstelsels
De hiervoor beschreven definitie geldt voor het Belgisch statelijk recht. Hoewel de politiek van elke staat zijn statelijk recht in grote mate vormt en statelijk recht dus in elk land een andere inhoud heeft, gelijkt het statelijk recht van bepaalde landen goed op elkaar. Er bestaan als het ware families van statelijke rechtsstelsels of rechtssystemen. In dit verband wordt, binnen de "Westerse" rechtsstelsels, veelvuldig het onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde civil law-systemen (waartoe België behoort) en de common law-systemen (die voornamelijk bekend zijn in Engeland en Wales, de Verenigde Staten van Amerika en de landen die door hen beïnvloed zijn). Beide statelijke rechtssystemen vertonen een aantal kenmerken die hen onderscheiden van elkaar.
Civil law-systemen kennen veelal een algemene codificatie van de rechtsnormen, waarbij de wetgeving een prominente plaats inneemt, terwijl in een common law-systeem de draaischijf van het rechtssysteem juist de rechtspraak is, en het recht ontstaat op basis van wat een rechter heeft beslist. In de common law ontwikkelt het recht zich van geval tot geval. Common law-systemen geven dus een voorrangsrol aan het rechtersrecht en daarom zal wetgeving pas worden uitgevaardigd om eventuele lacunes in specifieke gevallen op te lossen, zonder hierover een algemeen systeem aan te bieden. Wetten vervullen er eerder een vervolledigende en corrigerende rol. Daarom zijn contracten die worden afgesloten in een civil law-systeem vaak veel minder gedetailleerd, omdat zij voortbouwen op een wettelijk systeem en eerder aanvullende regelingen bevatten ten opzichte van algemene en gedetailleerde wettelijke regels. In common law-systemen regelen de contracten zelf quasi alles in detail, net wegens een gebrek aan zowel algemene als gedetailleerde wettelijke regels.
Op het eerste gezicht lijkt er een scherp onderscheid te zijn tussen beide soorten systemen. In de praktijk is er echter weinig te merken van de vermelde verschillen. Het gaat vooral om een kwestie van juridische cultuur en psychologie, in die zin dat in civil law-systemen de wet meer prestige en aanzien heeft dan rechtersrecht en dat het omgekeerde geldt in de common law. Men stelt de systemen doorgaans op die manier voor en juristen denken maar wat graag dat de wet dan wel rechtersrecht de centrale rechtsbron vormt, maar eigenlijk zijn beide bronnen in beide systemen van groot belang.