A. Roerende en onroerende goederen
Het onderscheid tussen roerende en onroerende goederen was en blijft heel belangrijk in ons recht. Het onderscheidingscriterium tussen deze soorten goederen is de verplaatsbaarheid. Onroerende goederen kunnen normaal niet verplaatst worden, roerende wel. Onroerende zaken en de daarop rustende rechten zijn immobiel en kunnen dus gemakkelijker gesitueerd worden. Roerende goederen verhuizen dan weer veel gemakkelijker van het ene rechtssubject naar het andere. De rechten daarop en overdrachten daarvan kunnen daardoor moeilijker worden gekend of gecontroleerd. Dit vertaalt zich in de wijze van publiciteit of openbare kenbaarheid die naar derden toe aan deze rechten wordt verleend.
- Voor de overdracht van roerende goederen geldt als principe dat de eigendomsoverdracht door de loutere wilsovereenstemming tussen partijen plaatsvindt, en dit zowel in de verhouding tussen de partijen zelf als ten aanzien van derden. Maar dit principe wordt genuanceerd door art. 3.28, §1 BW dat bescherming biedt aan personen die met een tegenprestatie (“onder bezwarende titel”, dus niet kosteloos) en te goeder trouw een zakelijk recht hebben verkregen van een persoon die niet bevoegd was om die overdracht te realiseren. In dat geval worden ze toch als titularis van het zakelijk recht op het roerend goed beschouwd op voorwaarde dat en van zodra ze het ongestoord en ondubbelzinnig bezit van dit roerend goed verkrijgen.
- De vestiging en de overdracht van zakelijke rechten op onroerende rechten daarentegen worden tegenwerpelijk gemaakt aan derden door overschrijving van de volledige authentieke akte, en in bepaalde gevallen door inschrijving van een uittreksel (borderel) van deze akte, in de openbare registers van het kantoor Rechtszekerheid. Omdat enkel authentieke akten worden overgeschreven, moeten overeenkomsten in verband met onroerende goederen steeds verleden worden voor een notaris of een ander openbaar ambtenaar met gelijkaardige bevoegdheid. Wanneer in het kader van een procedure een rechtsvordering met betrekking tot een onroerend goed wordt ingesteld, dan is kantmelding vereist in de registers van het kantoor Rechtszekerheid om derden te verwittigen van het bestaan van de procedure omtrent dat onroerend goed.
Dat betekent meteen dat voor onroerende goederen een heel ander publiciteitsregime van toepassing is dat meer zekerheid voor de partijen én voor derden biedt. In tal van rechtstakken speelt het onderscheid tussen roerende en onroerende goederen een belangrijke rol. Zo zijn de beslagprocedures anders geregeld naargelang de in beslag genomen goederen roerend of onroerend zijn. Terwijl er op onroerende goederen in het fiscaal recht een registratierecht (schenkbelasting, verkooprecht, recht op hypotheekvestiging, verdeelrecht) betaald moet worden, moet er op roerende goederen doorgaans BTW worden betaald.
a. Soorten onroerende goederen
Onroerende goederen kunnen ingedeeld worden in onroerende goederen uit hun aard, door incorporatie, door bestemming en door het voorwerp waarop ze betrekking hebben.
- Onroerende goederen uit hun aard zijn de grond en de samenstellende volumes die in drie dimensies bepaald zijn. Derhalve zijn ook de volumes boven en onder de grond onroerend uit hun aard.
- Onroerend goederen door incorporatie zijn alle bouwwerken en beplantingen die doordat ze geïncorporeerd zijn in onroerende goederen uit hun aard, hiervan een inherent bestanddeel vormen. Denk aan gebouwen die op de grond opgericht werden, maar ook bomen die erin geworteld zijn. De vereiste van incorporatie wordt ruim geïnterpreteerd. Het gaat niet alleen over wat echt door een verbindend element vastzit aan een onroerend goed uit zijn aard, maar ook over voorwerpen die duurzaam en gewoonlijk met dit onroerend goed verbonden zijn. Beweeglijkheid belet niet dat het kan gaan over een onroerend goed door incorporatie. Denk aan rolkranen in havens. Ook inherente bestanddelen van de geïncorporeerde bouwwerken en beplantingen zijn onroerend door incorporatie. Denk aan zonnepanelen die in hoofdzaak instaan voor de elektriciteitsvoorziening van een gebouw. Denk aan vruchten en planten die nog aan de boom hangen of met de grond verbonden zijn.
- Onroerend goederen door bestemming zijn accessoria van een onroerend goed. Een goed is een accessorium van een ander goed indien het hieraan duurzaam verbonden of bevestigd is, of indien het ten dienste staat van de uitbating of van de bewaring van het hoofdgoed. Essentieel is daarbij dat het hoofdgoed en het accessorium aan dezelfde persoon toebehoren. Klassieke voorbeelden zijn het gereedschap en het vee van een landbouwexploitatie, een toonbank of uitstalling in een winkel, of machines in een productiehal. Telkens is vereist dat die goederen dezelfde eigenaar hebben. Dit is een duidelijk verschilpunt met de goederen die onroerend zijn door incorporatie. Wie derhalve een recht van verhaal heeft op de onroerende goederen van zijn schuldenaar, kan ook deze accessoria als behorend tot zijn onroerend vermogen beschouwen.
- Ten slotte zijn er de goederen die onroerend zijn door hun voorwerp. Dit zijn onlichamelijke goederen, rechten dus, die betrekking hebben op onroerende goederen. Het gaat onder meer over de onroerende zakelijke rechten: omdat ze op een onroerend goed gevestigd zijn, is het zakelijk recht dat daaraan gekoppeld is ook onroerend. Vruchtgebruik op een grond of een erfdienstbaarheid zijn onroerende rechten en dus zelf onroerende goederen. Dit geldt niet voor het vruchtgebruik op een roerend goed. Dit zakelijk recht is dan een roerend zakelijk recht.
b. Soorten roerende goederen
Roerend zijn dan, heel eenvoudig gesteld, alle andere goederen. De roerende goederen zijn de restcategorie. Denk aan gebruiksvoorwerpen, kleren, dieren, bouwmaterialen…, maar ook aan zakelijke rechten op roerende goederen, vorderingsrechten, aandelen in vennootschappen (ongeacht of er tot het vermogen van de vennootschap al dan niet onroerende goederen behoren)...
Bijzonder is dat bij een overeenkomst een goed dat onroerend is door incorporatie of door bestemming, vervroegd als roerend kan worden beschouwd, vooraleer het afgescheiden wordt van het onroerend goed. Men spreekt dan van roerende goederen door vervroegde roerendmaking. Hoewel deze goederen onroerend zijn uit hun aard of door incorporatie, worden ze als roerend beschouwd omdat ze binnen een technisch en economisch redelijke termijn zullen worden losgemaakt. Bijvoorbeeld, je verkoopt de perenoogst van jouw boomgaard. Deze peren zijn vandaag nog onroerend, want ze maken nog deel uit van de bomen, maar ze worden als roerende goederen verkocht. De koper zal daardoor niet de eigendom van de grond of van de bomen verwerven. Dit betekent meteen dat er geen authentieke akte nodig is om de peren te verkopen.
B. Goederen, voorwerpen, lichamelijke en onlichamelijke voorwerpen, vruchten en opbrengsten
De wetgever definieert goederen als alle voorwerpen die vatbaar zijn voor toe-eigening, met inbegrip van de vermogensrechten.
Het begrip voorwerpen stelt hij tegenover dieren en personen. Wat geen persoon en geen dier is, is een voorwerp, ongeacht of het voorwerp natuurlijk (een appel) of kunstmatig (de tekst van een boek), lichamelijk (een cd met muziekbestanden) of onlichamelijk (de tekst en muziek van een lied) is.
Lichamelijke voorwerpen kunnen zintuiglijk waargenomen worden en worden gemeten middels een momentopname. Denk aan een gedrukt boek, gas, meel, enz.
Dit is niet het geval voor onlichamelijke voorwerpen, zoals schuldvorderingen. Een onlichamelijk voorwerp kan ook een juridische fictie zijn die staat voor een geheel van (zowel materiële als immateriële) goederen, zonder dat dit geheel concreet in de materiële werkelijkheid aanwezig is. Zo omvat een handelsfonds (als immaterieel rechtsgoed) zowel de materiële winkelinrichting (de kasten, de toonbank, de stock …) als een aantal immateriële goederen (exclusiviteitsrechten, huurrechten, merken, exploitatievergunningen …)
Dieren krijgen bijzondere aandacht in het hervormde goederenrecht. Ze hebben een gevoelsvermogen en biologische noden. Op hen zijn de wettelijke bepalingen met betrekking tot lichamelijke voorwerpen van toepassing, maar met respect voor de wettelijke en reglementaire bepalingen ter bescherming van dieren en van de openbare orde.
Vruchten van een goed zijn al datgene wat dit goed periodiek voortbrengt, zonder dat de substantie van het goed zelf wijzigt en ongeacht of dit uit zichzelf gebeurt (de appels aan de appelboom, de melk van de koe) of als gevolg van de valorisatie ervan (de intresten uit een beleggingsproduct).
Opbrengsten zijn dan weer al datgene wat een goed opbrengt maar waardoor de waarde van het goed onmiddellijk of geleidelijk wordt verminderd (ertsen uit een mijn).
Dit onderscheid speelt een belangrijke rol in tal van aspecten van het goederenrecht, zoals in het kader van het vruchtgebruik.
C. Gebruiksgoederen en verbruikbare goederen
Gebruiksgoederen kunnen verschillende keren gebruikt worden, zonder hun waarde of functie te verliezen. Zo is gereedschap een voorbeeld bij uitstek van een gebruiksgoed. Verbruikbare goederen kan men niet gebruiken zonder erover in juridische of materiële zin te beschikken. Ze gaan dus juridisch (bv. geld) of feitelijk (bv. etenswaren) verloren door het normale eerste gebruik ervan.
Het onderscheid heeft belang voor de teruggaveplicht. Wie een gebruiksgoed door een ander laat gebruiken of in bewaring geeft, mag verwachten het goed zelf zoals het was, terug te krijgen . Bij een verbruikbaar goed geldt dit niet.
D. Vervangbare en onvervangbare goederen
De vraag of een bepaald rechtsobject vervangbaar is of niet, zal vaak afhangen van de wil van de contracterende partijen en daardoor zijn belang hebben voor de contractuele aansprakelijkheid. Als de partijen het niet eens worden, zal de rechter moeten oordelen wat vervangbaar is en wat niet. Het begrip vervangbaar mag in zijn gewone betekenis begrepen worden. Sommige zaken zijn vervangbaar (als je een fles limonade laat vallen, dan kan je een nieuwe gaan kopen), maar andere zijn dat niet (als je een unieke handgemaakte vaas laat breekt, kan je geen zelfde exemplaar gaan kopen). Vervangbare goederen zijn dus goederen die bij de nakoming van een verbintenis onderling verwisselbaar zijn omdat ze slechts naar hun soort werden bepaald. Een goed dat niet vervangbaar is, is individueel bepaald en onderscheidt zich van alle andere goederen van zijn soort.
E. Goederen in de handel en goederen buiten de handel
De meeste goederen zijn vervreemdbaar of in de handel, wat betekent dat ze voorwerp kunnen zijn van een rechtshandeling tussen rechtssubjecten. Goederen in de handel zijn dus goederen die vrij op de markt kunnen worden gebracht. Sommige goederen kunnen dit echter niet en zijn dus onvervreemdbaar of buiten de handel. Niemand kan er privatieve rechten op hebben en deze a fortiori niet overdragen aan anderen. Deze goederen zijn in feite wel verhandelbaar maar niet in rechte: er is een wettelijk beletsel voor de private toe-eigening en verhandeling, denk aan verboden drugs, bij decreet beschermde culturele topstukken of beslagen goederen.
F. Goederen die aan niemand toebehoren
Gemene goederen zijn goederen die aan niemand toebehoren, maar waarvan het gebruik aan allen gemeen is, zoals de zee, de lucht en het licht. De gemene voorwerpen kunnen niet in hun totaliteit worden toegeëigend. Zij worden gebruikt in het algemeen belang, met inbegrip van het belang van toekomstige generaties. Het gebruik ervan is aan allen gemeen en wordt door bijzondere wetten geregeld.
Daarnaast bestaan er ook goederen die geen eigenaar hebben of res nullius. Ze zijn van tweeërlei aard: het gaat hetzij over goederen waarvan een eigenaar afstand heeft gedaan (bv. goederen die op straat werden gezet met het oog op ophaling), hetzij over goederen die nog geen eigenaar hebben gehad maar wel voor toe-eigening vatbaar zijn (bv. wild, vissen in de zee). Het gaat niet over verloren goederen want die hebben weldegelijk een eigenaar maar die is tijdelijk niet bekend. De bijzondere wettelijke regeling daarvan komt verder ter sprake bij de vondst als oorspronkelijke wijze van eigendomsverkrijging.