Naast enkele bijzondere regimes, bestaan de inkomstenbelastingen uit een zestal verschillende soorten. Enerzijds worden inwoners van België in beginsel belast op hun wereldwijde winst. Hiertoe wordt een onderscheid gemaakt tussen de personenbelasting, de vennootschapsbelasting en de rechtspersonenbelasting. Anderzijds worden niet-inwoners van België in België belast op hun inkomsten van Belgische oorsprong. Dit is de belasting van niet-inwoners, die opnieuw is ingedeeld in de BNI-natuurlijke personen, de BNI-vennootschappen en de BNI-rechtspersonen. Voor de concrete uitwerking van deze belastingen voor niet-inwoners wordt in belangrijke mate verwezen naar de regels voor inwoners van België, waardoor deze belastingen kort in een gezamenlijke titel, de belasting van de niet-inwoners, kunnen worden behandeld (art. 227-248/3 WIB 1992). Al deze belastingregimes worden geregeld in het wetboek van inkomstenbelastingen (WIB 1992). Toch moet hierbij steeds rekening worden gehouden met de eerder vermelde door België gesloten dubbelbelastingverdragen, die primeren op de in het intern recht voorziene belastingregels en hierdoor bepaalde regels uit het WIB 1992 buiten werking kunnen stellen.
De personenbelasting is de meest bekende inkomstenbelasting. Jaarlijks ontvangt elke inwoner van België (natuurlijke persoon, maar niet noodzakelijk van Belgische nationaliteit) een aanslagbiljet, nadat de verschuldigde belasting is gevestigd. Hiertoe moet deze eerst zelf zijn tijdens een bepaald inkomstenjaar behaalde inkomsten aangeven in het daaropvolgende aanslagjaar. Waar dit vroeger steeds op papier gebeurde, maken hoe langer hoe meer rijksinwoners gebruik van de digitale toepassing via www.taxonweb.be. Omdat de fiscus door onder meer elektronische gegevensuitwisseling over heel wat informatie beschikt, bijvoorbeeld van loontrekkenden, zijn meer en meer rubrieken vooraf ingevuld en krijgt de betrokkene een voorstel van vereenvoudigde aangifte, wat aanzienlijk helpt bij de uiteindelijke indiening. De belastingplichtige dient dan wel nog de juistheid te verifiëren alvorens in te dienen. Na verwerking van de ingediende gegevens wordt de verschuldigde belasting door de administratie berekend en ingekohierd (gevestigd), waarna een aanslagbiljet wordt verzonden en de verschuldigde belasting, binnen twee maanden na ontvangst van het biljet, moet worden voldaan.
Iedere natuurlijke persoon die in België woont en ergens ter wereld inkomsten ontvangt, zelfs al is het occasioneel, moet hierop in België fiscale lasten betalen. Voor de meeste van deze inkomsten wordt een progressief tarief toegepast. Dit betekent dat, naarmate men meer inkomsten verkrijgt, per inkomstenschijf het toepasselijke tarief stijgt. Een eerste deel inkomsten wordt belast aan 25%, een volgende deel aan 40%, het volgende aan 45% en alles daarboven aan 50 %. Deze inkomstenschijven worden jaarlijks geïndexeerd. De belastbare inkomsten worden ingedeeld in vier groepen, met per categorie afzonderlijke regels om het bruto-inkomen vast te stellen, te bepalen welke inkomsten worden vrijgesteld van belastingen en hoe het bruto-inkomen kan worden verlaagd naar het netto-inkomen door aftrek van bepaalde kosten. Aldus wordt een onderscheid gemaakt tussen inkomsten uit:
- onroerende goederen: de inkomsten worden toegewezen aan degene die het zakelijk genot heeft over het onroerend goed. De raming van deze inkomsten gebeurt in vele gevallen op basis van het kadastraal inkomen, een forfaitair geraamd jaarlijks netto-huurinkomen. De administratie van het kadaster staat in voor deze raming door vergelijking met gelijkaardige en werkelijk verhuurde onroerende goederen. De raming gebeurt evenwel, zowel voor oude als voor nieuwere gebouwen, op basis van een geschat netto-huurinkomen op 1 januari 1975. Deze waardering wordt vervolgens geïndexeerd. De precieze berekening verschilt evenwel tussen de onroerende goederen die door de eigenaar zelf bewoond worden, de tweede verblijven en eigendommen verhuurd voor bewoning, en de eigendommen verhuurd aan rechtspersonen of gebruikt voor andere doelen dan bewoning);
- roerende goederen en kapitalen: de inkomsten worden toegewezen aan degene die de opbrengsten (intresten, dividenden, royalties…) geniet. Vaak zal de schuldenaar van deze inkomsten evenwel zelf al een voorschot op de belasting (roerende voorheffing) inhouden en slechts het restant uitbetalen. Dit hoeft dan niet altijd meer te worden aangegeven. Men spreekt dan van een bevrijdende roerende voorheffing. Worden de inkomsten wel aangegeven, dan worden ze alsnog afzonderlijk belast aan het tarief van de roerende voorheffing, tenzij het voor de belastingplichtige voordeliger zou zijn deze mee onder het algemeen progressief tarief te belasten.
- beroepsbezigheden: dit is voor de meeste mensen de belangrijkste bron van belastbare inkomsten en omvat zowel de bezoldigingen van werknemers en ander personeel, de winsten van zelfstandigen, de baten van vrijeberoepers, ziekte- en andere uitkeringen, als de pensioenen van gepensioneerden.
- een laatste categorie bevat een aantal losse diverse inkomsten, die niet noodzakelijk voortvloeien uit de aanwending van bepaalde eigen middelen (bv. meerwaarden uit de verkoop van goederen of alimentatiegelden). Deze regels zijn specifiek voor elke (in art. 90 WIB 1992) afzonderlijk vermelde categorie van inkomsten.
Het jaarlijks zelf aangeven van de behaalde (en niet vrijgestelde) inkomsten is in beginsel verplicht. De sanctie is dat de belastingcontroleur anders een aanslag van ambtswege kan vestigen. Hij bepaalt dan zelf de belasting op basis van de hem bekende gegevens en vermoedens (en dus vooral zonder aftrek van een aantal posten, waarvan enkel de belastingplichtige het bewijs heeft). Het niet of laattijdig aangeven wordt eveneens gesanctioneerd met geldboetes. Als de behaalde inkomsten wel tijdig worden aangegeven, wordt de belastingaangifte vermoed juist te zijn. De administratie zal het tegendeel moeten bewijzen. Kan de controleur bijvoorbeeld bewijzen dat bepaalde inkomsten (die bv. door iemand anders als kost in mindering werden gebracht van zijn of haar inkomsten of waarop iemand anders een voorheffing heeft ingehouden) niet zijn aangegeven, dan kan hij een bericht van wijziging sturen. Daarop kan de belastingplichtige binnen de dertig dagen reageren. Volhardt de controleur, dan wordt de belasting wel degelijk geheven volgens zijn visie. Er moet dan binnen de twee maanden na het versturen van het aanslagbiljet betaald worden, ook al is de belastingplichtige het er niet mee eens (tenzij men van de ontvanger op gemotiveerd verzoek een uitstel van betaling heeft bekomen). Wie niet akkoord gaat met de belastingaanslag, kan wel bezwaar indienen bij de gewestelijk directeur, binnen het jaar na het versturen van het aanslagbiljet. Schaart ook deze zich niet achter de visie van de belastingplichtige of neemt hij geen beslissing binnen de zes maanden, dan is jurisdictioneel beroep mogelijk bij de (fiscale kamer van de) rechtbank van eerste aanleg.
De vennootschapsbelasting is een belasting op de wereldwijde inkomsten van binnenlandse vennootschappen. Dit zijn vennootschappen waarvan de werkelijke zetel in België gevestigd is. Aldus sluit deze fiscale regel niet aan op het vennootschapsrecht. Daar wordt immers gekeken naar de statutaire zetel om het toepasselijke rechtsstelsel te bepalen. Ook de geviseerde rechtsvormen verschillen. Het gaat immers om rechtspersonen die een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard. Dit kunnen niet alleen BV’s, NV’s en andere commerciële handelsvennootschappen zijn, maar ook VZW’s of zelfs buitenlandse vennootschapsvormen. De uitgeoefende activiteit is bepalend en niet de rechtsvorm als dusdanig. Toch worden vervolgens bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitdrukkelijk terug uitgesloten uit de vennootschapsbelasting (bv. Vlaamse vervoermaatschappij, MIVB…). De aan de vennootschapsbelasting onderworpen vennootschappen moeten ook al hun inkomsten aangeven, maar alle inkomsten worden fiscaal behandeld volgens de regels van toepassing op winsten. Het belastbaar tijdperk is niet noodzakelijk een kalenderjaar, maar sluit aan op het boekjaar van de vennootschap. Ten laatste 7 maanden na afsluiten van het boekjaar moet, langs elektronische weg, een belastingaangifte worden ingediend.
De rechtspersonenbelasting wordt geheven op binnen- en buitenlandse inkomsten van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen met werkelijke zetel in België, die geen onderneming exploiteren of zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard. De belastbare inkomsten worden uitdrukkelijk opgesomd en zijn aldus veel beperkter dan onder de vennootschapsbelasting, maar anderzijds genieten deze rechtspersonen minder van tal van fiscale stimuli en aftrekposten.
De belasting van niet-verblijfhouders of niet-inwoners is in zekere zin het spiegelbeeld van de voorgaande drie categorieën. De belasting wordt geheven op inkomsten van in het buitenland gevestigde belastingplichtigen, maar is beperkt tot hun Belgische inkomsten.
Voor alle hiervoor vermelde inkomstenbelastingen moet in beginsel jaarlijks een aangifte worden gedaan van tijdens het belastbaar tijdperk behaalde inkomsten. Na aangifte start de verwerking door de administratie, wordt de belasting gevestigd en een aanslagbiljet verzonden. Toch hoeft de administratie niet steeds tot dan te wachten vooraleer de verschuldigde belasting kan worden geïnd. Zo werd er al op gewezen dat bij roerende inkomsten (intresten, dividenden, royalties) de schuldenaar van deze inkomsten reeds een voorheffing inhoudt (roerende voorheffing), die rechtstreeks aan de schatkist wordt gestort. Deze bedraagt in beginsel dertig procent van het uitgekeerde brutobedrag. Ook bij de uitbetaling van bezoldigingen en andere (vervangings)inkomsten moet de schuldenaar van deze inkomsten een voorheffing (bedrijfsvoorheffing) inhouden, die berekend wordt in functie van de vermoede uiteindelijke belastingschuld over deze inkomsten en die opnieuw rechtstreeks aan de fiscus wordt gestort. Op onroerende inkomsten ten slotte wordt in het inkomstenjaar een onroerende voorheffing geheven, die betaald moet worden door de genieter van de inkomsten. De roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing worden na de berekening van de verschuldigde belasting verrekend met de uiteindelijke belasting. (Voor de onroerende voorheffing werd deze verrekening grotendeels afgeschaft, waardoor dit eigenlijk een afzonderlijke bijkomende belasting is geworden.) Is er met deze voorheffingen te veel belasting ingehouden, dan zal de fiscus na de vestiging van de belasting een terugbetaling uitvoeren. Werd er te weinig belasting ingehouden, dan zal men na ontvangst van het aanslagbiljet het verschuldigde saldo moeten bijbetalen.
Daarnaast worden zelfstandigen, vrijeberoepers en vennootschappen aangemoedigd om voorafbetalingente doen tijdens het belastbaar tijdperk. Deze voorafbetalingen komen, verhoogd met intrest in functie van het tijdstip van betaling, in mindering op de verschuldigde belasting. Zijn geen (of te weinig) vrijwillige voorafbetalingen gedaan, dan wordt de uiteindelijke belastingschuld bijkomend verhoogd wegens onvoldoende voorafbetalingen.