De met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen zijn eigenlijk geen inkomstenbelastingen en dus geen directe belastingen, omdat ze niet geheven worden op een periodieke inkomenstoestand, maar op feitelijke gronden, ongeacht of deze opbrengen of niet. Omdat deze lasten wel op dezelfde manier en door dezelfde administratie gevestigd worden, krijgen ze de naam van met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. Het gaat onder andere om:
- de (jaarlijkse) verkeersbelasting op de autovoertuigen, bepaald op grond van de kracht van de motor, de cilinderinhoud, het gewicht of de milieubelastende impact van het voertuig;
- de belasting op de spelen en weddenschappen;
- de belasting op de automatische ontspanningstoestellen, die geheven wordt op toestellen in cafés en lunaparken;
- de belasting op de inverkeerstelling, die eenmalig wordt geheven bij de inschrijving van een voertuig op naam van een rechtssubject en die bepaald wordt door het type motor en de leeftijd van de wagen en enkele milieukenmerken;
- het eurovignet voor vrachtwagens;
- de belasting op de zogenaamde winstpremie, namelijk de deelname van de werknemers in de winst of in het kapitaal van de vennootschap.
Deze belastingen werden initieel gezamenlijk geregeld in het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. Omdat voor heel wat van deze materies de bevoegdheid geleidelijk werd overgeheveld naar de gewesten, is dit niet langer het geval en bestaan diverse afzonderlijke - niet altijd even overzichtelijke - regelingen per gewest, aangevuld met resterende federale bepalingen.