A. Definitie
Bewaargeving, zoals geregeld in het oud Burgerlijk Wetboek (titel XI, art. 1915-1963), is een overeenkomst waarbij de ene partij (de bewaargever) een roerend goed aan de andere partij (de bewaarnemer) in bewaring geeft, waarbij deze laatste op zich neemt voor het goed te zorgen en het op eerste aanvraag aan de bewaargever terug te geven. De bewaargeving is een zakelijk contract dat slechts tot stand komt bij de overhandiging door de bewaargever.
De overeenkomst is gebruikelijk om niet (artikel 1917 oud Burgerlijk Wetboek), maar niets verhindert dat de bewaarnemer een loon bedingt, waarbij dan zijn aansprakelijkheid met betrekking tot zijn bewaringsverplichting wel strenger zal worden beoordeeld.
De bewaarnemer heeft een dubbele verplichting (zie artikelen 1927 e.v. oud Burgerlijk Wetboek). Enerzijds moet hij het goed bewaren zonder er gebruik van te maken, wat een inspanningsverbintenis inhoudt. De teruggaveverplichting anderzijds is een resultaatsverbintenis en de bewaarnemer zal zich slechts van zijn aansprakelijkheid kunnen ontdoen indien hij overmacht kan aantonen. Over het begrip overmacht bestaat er heel wat casuïstiek. Zo zullen diefstal of brand als oorzaak van verlies van het goed op zich niet voldoende zijn om de bewaarnemer van zijn teruggaveverplichting te ontslaan. Hij zal bijkomend ook moeten aantonen dat de diefstal of de brand totaal niet te vermijden was. De bewaarnemer moet aan het goed normaal dezelfde zorg besteden als aan zijn eigen zaken. Ontvangt hij echter een vergoeding voor de bewaring, dan zal de zorg die hij aan de dag gelegd heeft, getoetst worden aan het criterium van een normaal zorgvuldig persoon, ongeacht de manier waarop hij zelf met zijn eigen goederen omgaat.
Het onderscheid tussen de bewaargeving en de huur van goederen komt vaak aan bod naar aanleiding van de problematiek van de garage- of parkingcontracten. Als iemand je tegen vergoeding de kans geeft jouw wagen op zijn parking te plaatsen, moet hij er dan ook zorg voor dragen? Indien de rechter oordeelt dat het de bedoeling was zorg te dragen voor het voertuig, dan zal de overeenkomst als een bewaargeving beschouwd worden (garagecontract). Wanneer echter geoordeeld wordt dat het slechts de bedoeling was de ruimte ter beschikking te stellen, dan gaat het om verhuring van de parkeerruimte (parkingcontract). Dit zal van belang zijn wanneer de wagen beschadigd of gestolen wordt en de vraag naar de aansprakelijkheid gesteld wordt. Ook hier leidt de beoordeling van alle feitelijke gegevens door de rechter tot heel wat casuïstiek over de uiteindelijke kwalificatie van de overeenkomst.
B. Soorten
Tot nu toe hadden we het over de gewone vrijwillige bewaargeving. Er worden echter nog diverse bijzondere vormen onderscheiden.
In beginsel mag de bewaarnemer het goed niet gebruiken. Soms wordt dit aan de bewaarnemer toch toegelaten. Men spreekt dan van onregelmatige bewaarneming. De overeenkomst leunt dan zeer sterk aan bij lening. Bij de kwalificatie zal moeten worden nagegaan wat de hoofdbedoeling was van de partijen. Was het in hoofdzaak de vraag van de eigenaar van het goed om deze te bewaren (bewaargeving)? Of was het vooral de vraag van de lener om het goed te mogen gebruiken (lening)?
Onder bewaargeving uit noodzaak verstaan we de bewaargeving die men niet in volle vrijheid aangaat, maar waartoe men gedwongen wordt ten gevolge van brand, instorting, plundering, schipbreuk of een andere onvoorziene gebeurtenis. Wanneer je een ongeval hebt en iemand ontfermt zich over jouw goederen die op straat zijn blijven liggen, dan ontstaat er een bewaargeving uit noodzaak. De bewaarnemer zal dan op dezelfde manier aansprakelijk zijn dan alsof je in volle bewustzijn met hem of haar een overeenkomst had gesloten. Het onderscheid met gewone bewaargeving heeft louter betrekking op de bewijsregeling. Het bewijs van het tot stand komen van de overeenkomst mag, in afwijking van het gemene bewijsrecht, met alle middelen van bewijs worden geleverd, ook boven de 3.500 euro.
Een bijzondere vorm van bewaargeving uit noodzaak is de hotelbewaargeving. Wie in een hotel logeert, heeft zelden of nooit de expliciete bedoeling dit te doen om louter een bewaargeving omtrent de bagage tot stand te brengen. Je wilt in hoofdzaak logeren en brengt bagage mee, die niet speciaal aan de hotelier wordt afgegeven maar op de kamer blijft liggen gedurende het verblijf. De wet regelt een bijzondere vorm van aansprakelijkheid van de hotelier. Met betrekking tot alle door de gast meegebrachte goederen (evenals de goederen die de hotelier of zijn aangestelde buiten het hotel onder zijn hoede neemt tijdens het verblijf, alsook de goederen die onder de hoede worden genomen binnen of buiten het hotel gedurende een redelijke termijn voor of na de periode van verblijf), is de hotelhouder als bewaarnemer aansprakelijk voor elke beschadiging, vernieling of ontvreemding. Deze aansprakelijkheid is in principe beperkt tot honderd maal de dagprijs voor het verblijf. Zij is echter onbeperkt in drie gevallen: voor de goederen die aan de hotelier expliciet ter bewaarneming zijn afgegeven, voor de goederen die de hotelier ten onrechte geweigerd heeft, en wanneer de schade of het verlies door zijn schuld veroorzaakt werd. Aan de andere kant zal de hotelier niet aansprakelijk zijn wanneer de schade te wijten is aan de gast of iemand die hem of haar vergezelt, aan overmacht of gewapende overval of aan een gebrek in de zaak zelf. De hotelhouder kan zich niet vooraf exonereren (dit is contractueel bedingen dat hij niet aansprakelijk zal zijn). Voertuigen, hun lading of dieren vallen niet onder de bijzondere regeling en worden dus overeenkomstig de regels van gemeenrechtelijke bewaarneming beoordeeld.
Ten slotte staan we nog even stil bij het sekwester. Dit is de bewaargeving van een roerend of onroerend goed waarover een geschil bestaat. Het goed wordt dan niet bij een van de strijdende partijen, maar bij een onafhankelijke derde gelaten. Deze verbindt er zich toe het goed, nadat het geschil is opgelost, in goede staat terug te geven aan diegene aan wie zij op grond van de beslissing toekomt. Een sekwester kan conventioneel worden aangesteld, dan wel gerechtelijk. Hij moet als een normaal voorzichtig persoon zorgen voor het goed.